7.2.4 leidingdoorvoeren

Bij *leidingdoorvoeren, welke door de TZ gaan (hemel- of afvalwater), dient het volgende te worden opgenomen:

Tabel 8.31 Opname leidingdoorvoeren

Opmerkingen

  • Met het aantal bouwlagen in de rekenzone wordt het werkelijk aantal bouwlagen bedoeld, niet alleen het aantal bouwlagen waardoor de leiding loopt
  • Met aangrenzende rekenzones of verwarmde ruimten worden uitsluitend de aangrenzende rekenzones en verwarmde ruimten voor het
    leidingdeel grenzend aan de rekenzone waarvoor de energieprestatie wordt bepaald, bedoeld
  • Leidingisolatie indien minimaal 90% van de leidinglengte is geïsoleer).

Zie onderstaand voorbeeld met 5 rekenzones A – E.
Het warmteverlies van de leidingdoorvoer moet eerlijk worden verdeeld, daarbij moet het aantal rekenzones worden opgegeven.
Rekenzone A: A en C = 2
Rekenzone B: B en C = 2
Rekenzone C: C, A, B en D = 4
Rekenzone D: D, C en E = 3
Rekenzone E: E en D = 2

* Leidingdoorvoeren

Het gaat hier om verticale leidingen die in directe verbinding staan met buitenlucht, waarin het zogenaamde schoorsteeneffect optreedt: doordat de lucht aan de wanden van de leiding opwarmt, ontstaat langs de wanden een opwaartse luchtstroming. Hierdoor wordt de luchtdruk onderin de leiding lager, waardoor er (koudere) buitenlucht wordt aangezogen, die de luchtstroming op gang houdt. Het gaat hierbij bijv. om standleidingen voor hemelwater of afvalwater. Ventilatiekanalen vallen hier niet onder!

Voor meer voorbeelden, zie ISSO 8.2.15

Scan de code