Bepalen woningposities
Er wordt voor het bepalen van woningposities onderscheid gemaakt tussen de gebouwtypen eengezinswoningen, woongebouw, en woningen in een woongebouw, woningen met een ‘ándere logiesfunctie’, zoals een vakantiewoning, Woonboten met ligplaats tot en vanaf 2018 en een woonwagen,
Het woningtype en de positie van een woning in een woongebouw is namelijk van invloed op de infiltratie (Luchtdichtheid van een huis).
Er worden een aantal verschillende woningtypen onderscheiden.
Ééngezinswoning:
Een gebouw met daarin de woonfunctie bestemd voor slechts één huishouden en waarboven geen ander (gedeelte van een) gebouw is gelegen. De minimale grootte is 50M² en ligt deze boven een winkel met een eigen opgang vanaf de straat, dan is dit ook een éénsgezinswoning.
7.1.1.2 Bepalen woningpositie eengezinswoning
Verder moet je aangeven of de woning vrijstaand is, 2-onder-1-kap, tussenwoning of hoekwoning is.
Type appartementencomplex (meergezinswoning):
Een (gedeelte van een) gebouw met meer dan één woonfunctie, dat geen eengezinswoning is.
7.1.1.3 Bepalen woningpositie van woningen in een woongebouw
De volgende woningposities worden onderscheiden in een woongebouw:
Een tussen- of hoekpositie grenst aan een zijgevel en een vloer grenst aan de grond, kruipruimte, onverwarmde ruimte of buiten.
Opmerking:
Opmerking:
Woningposities bij éénsgezinswoningen
Binnen het gebouwtype eengezinswoningen (grondgebonden woningen) wordt onderscheid gemaakt in de volgende woningposities:
Vrijstaande woning:
Bij een vrijstaande woning grenzen de scheidingsconstructies niet aan rekenzone van ander gebouw. Een woning welke verbonden is met een andere woning via een garage of berging is gedefinieerd als een vrijstaande woning (de rekenzones grenzen niet aan elkaar).
Opmerking
De term garage is een juridische benaming en deze ruimte hoort nooit tot de thermische zone en wordt altijd beschouwd als sterk geventileerd.
Twee onder één kap woningen:
Dit zijn 2 woningen die direct aan elkaar grenzen. De woning moet verbonden zijn met maximaal 1 andere gelijksoortige en gelijkvormige woning en dit geldt ook als de 2 woningen 2 afzonderlijke dakconstructies hebben. De woningen kunnen ook geschakeld zijn als de muren van de aanbouw aan elkaar grenzen (de rekenzones grenzen aan elkaar).
Rijwoning niet op een hoek:
Dit is een eengezinswoning die grenst aan tenminste 2 andere eengezinswoningen (tussenwoning in een rijhuis. En één of twee woningene vormen de hoek van van dit gesloten bouwblok. De (tussen)muren moeten aan elkaar grenzen, zoals bij geschakelde woningen). De hoogte van woning is hierbij niet van belang.
Hoekwoning:
Dit is een engezinswoning die uitsluitend grenst aan één tussenwoning en ligt aan het begin of het eind van reeks woningen. Het is dus een halfvrijstaande woning. Het telt ook als de woning is verbonden met ander object dat geen woning is of waarvan het verbonden met een andere niet niet gelijksoortige en gelijkvormige woning).
Opmerking
Indien de woning niet bij ander type kan worden ingedeeld valt het onder de restcatagorie.
Overige soorten woningtypen
7.1.2 Daktype (alleen bij éénsgezinswoningen)
Verder moet het daktype bij éénsgezinswoningen worden bepaald, waarbij de volgende typen worden onderscheiden: