Als in een woning geen tapwatersysteem aanwezig is, schrijft het protocol inderdaad voor dat er voor de berekening van de energieprestatie uitgegaan moet worden van een elektrisch doorstroomtoestel. Dit toestel dient dan als een hypothetische bron voor warm tapwater, wat belangrijk is voor de volledigheid van de energieprestatieberekening.

Bij de specifieke invoer van een elektrisch doorstroomtoestel wordt ervan uitgegaan dat dit toestel zich nabij het tappunt bevindt, om de realiteit van de meeste installaties te weerspiegelen waarbij zo min mogelijk warmteverlies optreedt door de leidingen. De aan te houden leidinglengte voor de berekening is dan ook 0 tot 2 meter. Dit is een standaardaanname die helpt om de situatie te vereenvoudigen en te standaardiseren voor woningen zonder een traditioneel tapwatersysteem.

Deze aanpak zorgt ervoor dat alle woningen, zelfs die zonder geïnstalleerd tapwatersysteem, op een consistente manier worden beoordeeld op hun energieprestatie. Het gebruik van een hypothetisch doorstroomtoestel met een minimale leidinglengte helpt bij het berekenen van een accurate en eerlijke energieprestatie-indicatie, die rekening houdt met het potentiële energiegebruik voor warm tapwater, zelfs als dit in de praktijk niet van toepassing is.